Groesbekers, in 1906 aangeduid als: 'nakroost der oude Batavieren'
Foto: Archief Gerrie Driessen
In de 's Hogenbosche Courant van 17 dec. 1906 worden in een interview terloops antropologische kenmerken van de autochtone bevolking verkondigd: 'à Propos, voegde hij er aan toe: 'Als ge eens door Groesbeek komt, niet ver hier vandaan, kunt ge het oude Batavierentype nog vinden. Er zijn daar onder de heide teruggedrongen oude bevolking, wier eigenaardige gelaatsvorm, blauwe ogen, vlasgeel haar, ruwe zeden, vechtlust en manieren een grootte glimp van waarschijnlijkheid geven aan de in deze streken tamelijk verbreide mening, dat men daar nog het nakroost der oude Batavieren vindt'.
Door Gerrie Driessen,
Heemkundekring Groesbeek
Een zin van soortgelijke strekking is te lezen in 'Het Nieuws van de dag' van 21 mei 1888: 'De bevolking is van het type van echte Germanen; dat ze dus gaarne vechten en wel eens diep in 't glaasje kijken ligt in de aard van de zaak, maar dankzij het krachtig optreden van den burgemeester, den Heer R.M. Ottenhoff, verminderen deze kwade gewoonten van 't volk gaande wegen'. Gelet op de aard van deze krantenartikelen, moeten de vreemdelingen die het dorp vroeger bezochten, behalve nieuwsgierig, onverschrokken van aard zijn geweest. Dat de Groesbekers door hun levenswijze ook wel eens elders voor opschudding zorgden, daarvan bericht 'De Graafschap- Bode' van 8 mei 1906: Dinxperlo, 7 mei. De schrik voor de zigeuners zit er hier bepaald in. Gistermiddag kwamen hier van den grintweg drie woonwagens binnenrijden. Dit op Zondag ongewoon werkje om te verhuizen versterkte de verbeelding onzer rustige bevolking dat men hier met zigeuners te doen had. In een ogenblik zetten enige honderden de vreemdelingen achterna, die er ook al verlegen door werden. Toen de politie naderbij kwam, bleken de zigeuners niets anders dan bewoners van Groesbeek te zijn, die het bezembinden als ambacht beoefenden.