De wethouders naast burgemeester Van de Poll: Brave mensen (3)
LET OP OPMAAK: De twee foto fragmenten - aan elkaar plakken. (links één persoon en rechts de twee personen.)
De in de vorige aflevering geciteerde ingezonden brief van 17 april 1936 bevat behalve naar de burgemeester, ook een sneer naar de wethouders. Door het ongewone verloop van de verkiezingen waren een bouwvakker (de opperman H. Jacobs) en een kleine boer (H. Eikholt) wethouder geworden. Naar het schijnt werkte Jacobs toen in de Werkverschaffing en verrichtte Eikholt in die crisistijd werkzaamheden voor de gemeente, waarschijnlijk met paard en wagen.
Door Gerrie Driessen, Heemkundekring Groesbeek.
De afzender X schrijft: (…) Van de wethouders zegt de heer Weeling, dat niet geëist kan worden, dat ze nu reeds in alles wat tot het ambt behoort, doorkneed kunnen zijn. Nog niet op volle capaciteit dus. Het lijkt nogal naïef. De wethouders werden gekozen met zes en vijf stemmen. Er waren zes van de zeven rekruten opgekomen, ergo was een der heren van zijn kwaliteit zo overtuigd, dat hij op zich zelf stemde. Is toch een dergelijke zelfoverschatting niet tekenend voor het afzakken van de begrippen van politiek fatsoen. Inderdaad verdienen daarvoor de kiezers een veeg uit de pan. Het kan geen lof oogsten, mensen in het bestuur ener gemeente te brengen, die niet de minste ervaring bezitten op gemeente -huishoudkundig gebied, en dat gemis door hun opleiding en ontwikkeling niet kunnen aanvullen. Het zijn ongetwijfeld brave mensen, maar het doet toch dwaas aan, dat als er collegevergaderingen zijn, de een vergunning moet krijgen van den opzichter van de Heidemaatschappij en de ander vrijaf moet vragen aan den opzichter van de gemeente. Zonderlinge vormen van gezag; maar in Groesbeek zijn vele dingen mogelijk.
