(foto: Ansicht G.G. Driessen)
(foto: Ansicht G.G. Driessen) Foto:

De baan over de Stekkenberg, een zeer gevaarlijke helling met smalle kromming, 1924

Prov. Geldersche en Nijmeegsche Courant van 10 december 1924: ‘Reeds meermalen is aan Auto- en Wielrijders gewaarschuwd voor de zeer gevaarlijke helling met smalle kromming op den Stekkenberg. Van gemeentewege is een groot bord geplaatst met verzoek om toch ’den nieuwe weg’ te berijden. Toch blijven autobussen, vrachtwagens e.a. zich wagen op dien gevaarlijke weg. Gisteravond reed zo’n autobus in de kromming tegen een grootte scheidingssteen langs den weg. Door de langzame vaart werd groot onheil voorkomen en kwamen de inzittende met de schrik vrij, aldus het dagblad.


Door Gerrie Driessen,

Heemkundekring Groesbeek


De genoemde Nieuweweg was in 1917 aangelegd wegens een ander op de Stekkenberg voorkomend gevaar, genotuleerd tijdens de raadsvergadering van 22 juli 1916. Het verzoek tot aanleg wordt gedaan door het raadslid Montenberg, als volgt motiveert: dit wegens het grote gevaar van het verkeer langs de Stekkenberg en de toenemende baldadigheid der jeugd, waarvan hij de onaangename gevolgen heeft ondervonden. Hij dringt met klem aan een nieuwe weg aan te leggen van de Noordermolen over de Galgenheide naar de Nijmeegsebaan, waardoor de Stekkenberg vermeden kan worden’.

Al in 1898 had Montenberg in een wandelgids gewezen op de gevaren aldaar:’ De Stekkenberg is aan beide zijden van den grintweg bebouwd met een groot aantal huisjes en hutten, terwijl een massa haveloze kinderen de straat verlevendigen (...). Door de acrobatische toeren welke deze kinderen voor en om elk rijtuig van of naar Nijmegen, al bedelend uitvoeren, zijn zij een plaag voor elke koetsier die alle attentie nodig heeft om ze, in weerwil der dreigende zweep, niet onder of tussen paarden of voertuig te doen verongelukken.

Ook folklorist D.J. van der Ven schrijft in 1918 over de Groesbeekse blootte voeten kinderen die den bezoeker al kopjeduikelend, en vooral centjes bedelend, daar tegenmoet komen. Dominee B. ter Haar Bzn. is in 1873 de eerste die hier melding van maakt:’ Toch kan men niet van Nijmegen met een rijtuig daar aangekomen, of een tiental jongens wagen een aanval op uwe beurs, door telkens dat rijtuig een eind vooruit te lopen, dan op hun hoofd gaan staan en u zo in te wachten’.        

Ansicht G.G. Driessen